DE DROGE VIS
Er was eens een vis en die was heel erg droog. Dat kwam omdat er geen water om haar heen zat. Zij lag op het zand.
Zij wist niet hoe zij daar gekomen was. Zij was 's ochtends
vroeg van huis gegaan en had een heel eind gezwommen door het lekkere natte
water. Maar opeens werd het helemaal droog om haar heen. Al het water was weg, en
het enige dat de droge vis zag was zand. Eén en al zand.
Zij vond het niet prettig in dat zand."Dat is niks voor mij", dacht de droge vis. "Ik moet hier weg. Maar ja, hoe moet dat? Zwemmen gaat niet op het zand. Zwemmen gaat alleen in nat water."
De droge vis werd heel verdrietig want zij kon maar niet bedenken hoe zij weer nat kon worden. Toen dacht de droge vis, dat het misschien wel zou wennen om droog te zijn. Maar het wende helemaal niet. Het werd juist steeds vervelender om droog te zijn.
Toen kwam de droge vis op een idee. "Weet je wat",
dacht zij, "ik ga spartelen. Misschien kom ik dan een beetje vooruit en
misschien kom ik dan wel weer in het natte water terecht."
Maar de droge vis had nog nooit gesparteld. Zij wist niet hoe je dat moest doen: spartelen. Toen ging zij eerst maar eens heel erg nadenken. En nadat zij heel diep had nagedacht ging zij het maar eens proberen. Zij spartelde en spartelde…
En ja hoor, het lukte. Eerst ging het heel slecht, maar hoe meer de droge vis het probeerde, hoe meer het haar lukte om te spartelen. En wat nog mooier was, zij kwam er ook mee vooruit. Het ging wel langzaam, maar toch ging zij steeds een stukje vooruit.
Toen zij een paar keer gesparteld had zag zij waar het natte
water was. "Daar moet ik heen", dacht de droge vis. "Daar is het
lekker nat." En toen zij nog een paar keer flink gesparteld had, kreeg zij
opeens een natte neus. "Ik ben er bijna" dacht de droge vis.
"Nog even en ik ben weer helemaal lekker nat."
En nadat de droge vis nog een paar keer flink gesparteld had, zat er weer overal water om haar heen. En toen zwom de droge vis maar weer gauw naar huis.