DE VLUGGE VLIEG
Er was
eens een vlieg, die heel erg vlug was. Hij was zo vlug dat niemand hem kon
bijhouden.
Als hij met zijn moeder boodschappen ging doen, dan was hij al bij de winkel als zijn moeder nog maar net van huis vertrokken was. Dan vloog hij maar een tijdje rond in de winkel net zo lang tot zijn moeder was aangekomen.
En als zijn moeder klaar was met boodschappen doen en ze had nog maar net betaald bij de kassa, dan was de vlugge vlieg al weer onderweg naar huis.
De moeder van de vlugge vlieg vond het niet leuk. Elke keer als ze samen ergens naar toe gingen, dan moest ze het hele stuk alleen vliegen, omdat de vlugge vlieg altijd veel vlugger vloog dan zijn moeder. En eigenlijk vond ze het ook nogal gevaarlijk. "Als je zo vlug vliegt heb je geen tijd om goed uit te kijken," zei de moeder steeds tegen de vlugge vlieg. "Pas maar op, straks vlieg je nog eens ergens tegen aan."
Op een dag
gingen de vlugge vlieg en zijn moeder weer boodschappen doen. En ze waren de
deur nog niet uit of de vlugge vlieg was al nergens meer te zien, en zijn moeder
moest weer de hele weg alleen vliegen.
Toen ze bijna bij de winkel was, hoorde ze ergens een vlieg huilen. En ja hoor, het was de vlugge vlieg die tegen een boom aan gevlogen was.
De moeder
van de vlugge vlieg vond het wel zielig, maar ze vond ook dat het wel een beetje
de eigen schuld van de vlugge vlieg was. "Ik zeg toch altijd: als je zo vlug
vliegt heb je geen tijd om uit te kijken."
En toen beloofde de vlugge vlieg dat hij voortaan wat langzamer zou vliegen. De moeder van de vlugge vlieg was daar wel blij mee. Het was veel veiliger. En ook veel gezelliger, want nu vlogen ze altijd samen.