32. NOG MEER HORECA IN
AUPS
Tot één van de drie grotere restaurants in AUPS behoort het
hotel-restaurant Le Provençal.
Waarschijnlijk de chicste van de drie. Het behoorde toe aan de heer Archier en
echtgenote, maar de zaak wordt thans geleid door zoon Claude die de keuken doet.
Zijn vrouw Sofie is meer van het interieur en verzint ieder jaar opnieuw
nieuwe, frisse ideetjes om een en ander in het restaurant nog gezelliger en
creatiever te maken dan het al was.
Het restaurant is
bij de autochtonen zeer populair, maar in de zomer weten ook veel toeristen hun
weg naar deze gelegenheid te vinden.
Het is er dan ook meestal goed bezet.
Onze dochter Renske heeft hier haar
bruiloft gevierd. Met de kwaliteit van
de hotelfaciliteiten aldaar zijn we niet op de hoogte.
Je zit er in de
zomer op een genoeglijk terras onder stokoude muriers (moerbeibomen) en
gelukkig zijn deze hier niet van de in deze buurt ook veel voorkomende muriers, waarvan de moerbeien, als ze vallen, lelijke
vlekken maken. ’s Winters is er binnen een flinke eetzaal, waar Sofie al vroegtijdig voor de gezellige
Kerststemming zorgt. Beetje tuttig dus allemaal, zodat wij ons favoriete
restaurant hebben verlegd naar het Grand
Hotel, dat wat boerser is en bovendien beter en (nog) dichter bij huis.
Het laatste van de grote drie is hotel-restaurant Auberge de la Tour, waar zich bij de
bruiloft
van onze zoon Simon het dejeuner dinatoire afspeelde. Deze auberge heeft
een lange geschiedenis in AUPS (zie hiernaast de vroegere
situatie).
Een
mooie gelegenheid met een fraaie en gezellige binnentuin, een goede keuken en
goede hotelvoorzieningen. Maar de hele winter gesloten.
Dan is er verder nog het restaurant Des Gourmets, pal tegenover Le Provençal.
Met stip het beste restaurant in AUPS, maar geen buitenterras,
van binnen nogal klein, lawaaierig en ongezellig, waaraan de trompe l’oeuil-muurschilderingen een
interessante bijdrage leveren.
Voorts is er Saint
Marc. Gaan wij alleen naar toe als de andere dicht zijn. Nogal donker
van binnen en buiten vervelende harde ijzeren stoelen. Beetje duur ook voor wat
je krijgt vinden wij. En dan is er L’Aigière: wij zouden zeggen beter niet doen. Hetzelfde
geldt voor restaurant La Truffe. En dan zijn er nog wel een paar andere
eetgelegenheden. Al met al is de horeca in dit dorp van nog geen 2500 inwoners een
bloeiende bedrijfstak.
In veel gevallen wijken wij uit naar Villecroze, waar Martine zich met haar La
Cascade al jaren goed handhaaft en zelfs een filiaal geopend heeft op het
tegenoverliggende dorpsplein, dat alleen ’s zomers geopend is.
Wij komen daar al sinds het einde van de vorige eeuw. Haar restaurant lijkt aardig te floreren, zeker omdat er op dat mooie, maar nogal kapot gemoderniseerde dorpsplein van Villecroze verder geen andere echte eetgelegenheden meer over zijn.