DE LANTERFANTENDE MIER
Er was eens een mier en dat was een echte
lanterfanter. Hij woonde met een heleboel andere mieren in een mierenhoop.
Eigenlijk een soort van groot huis, waar iedereen de hele dag heel hard aan het
werk was. Met het bouwen en bijhouden van de mierenhoop, met het schoonmaken, met het halen van eten en het
wegbrengen van de rommel.
Daar waren ze echt, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, mee bezig. Alleen de baas van de mierenhoop, de koningin, die hoefde bijna niks te doen. Alleen eieren leggen. Een heleboel eieren. Elke dag.
Van de gewone mieren had iedere mier zijn
eigen werkje. Er waren mieren die de hele dag bezig waren met het bouwen of
repareren van de mierenhoop, andere mieren gingen steeds
naar buiten om eten te zoeken en nog weer andere mieren brachten dat eten dan naar de mierenhoop. En iedereen deed wat. Niemand zat stil of was maar een beetje aan
het luieren of niks doen.
Maar de lanterfantende mier hoorde daar niet bij. Die zat de hele dag maar een beetje op zijn luie kont en hij voerde geen steek uit. Terwijl alle andere mieren om hem heen krioelden, elke mier met zijn eigen werkje, deed de lanterfantende mier helemaal niks.
Op den duur begon dat wel in de gaten te lopen. Dat de andere mieren allemaal zo hard moesten werken en dat de lanterfantende mier helemaal niet meehielp. Zij vonden dat eigenlijk helemaal niet eerlijk. Zij deden met zijn allen heel erg hun best om er een leuke mierenhoop van te maken en de lanterfantende mier zat de hele dag maar zo'n beetje te niksen.
Na een tijdje werd hij bij de koningin
geroepen. "Nu moet jij eens goed naar mij luisteren", zei de koningin tegen de
lanterfantende mier, "dat moet nu maar eens ophouden, dat gelanterfanter van jou.
Je doet helemaal niks en de andere mieren werken zich een slag in de rondte. Ze pikken het gewoon niet meer. Dat zij
de hele dag hard moeten werken en dat jij maar niks wil doen".
"Maar ik kān ook helemaal niks", zei de
lanterfantende mier tegen de koningin. "Ik heb niks geleerd. Ik ben nooit op
school geweest". "Nooit op school geweest?", zei de
mierenkoningin. "Hoe is dat nou mogelijk? Alle mieren hier gaan
eerst op school. Zijn ze jou soms vergeten?"
"Ik denk het wel" zei de lanterfantende mier.
"Wel allemachtig", riep de koningin. "Het moet niet gekker
worden. Nou, dan moet je dat maar eens snel inhalen. Ga jij maar eens gauw naar
de mierenschool voor etenzoekers.
Daar kunnen ze je dat zo leren. En dan
ga je misschien eindelijk eens een beetje meewerken met de rest."
En dat heeft de lanterfanten mier toen gedaan. Na een week had hij geleerd hoe je eten moest zoeken. En daarna heeft hij altijd hard met de andere mieren meegewerkt als etenzoeker.
En was hij geen lanterfantende mier meer.