volgende

home

vorige

 '

DE NETTE DAS

 

Er was eens een das en die was heel erg netjes. Hij zag er altijd keurig uit. Meestal had hij een prachtig zwart pak aan en een smetteloos wit overhemd en een rood strikje. En nergens een stofje of vlekje te bekennen. Een vriend van de nette das, die er zelf meestal nogal vies uitzag, begreep niet hoe het de nette das lukte om er altijd zo netjes uit te zien. "Hoe doe je dat toch" vroeg de vieze das aan de nette das ? "Hoe krijg je het voor elkaar om er altijd zo keurig uit te zien?"

 

"Tja" zei de nette das, "dat weet ik zelf eigenlijk ook niet zo precies. Ik doe er helemaal niet extra mijn best voor. Het gaat vanzelf." De vieze das begreep er niks van. Hij keek eens naar zijn broek die vol aardbeienvlekken zat. En zijn jasje was ook helemaal vies geworden van gemorste soep. En op zijn overhemd zaten allemaal opgedroogde puddingspetters. "Hoe komt het toch dat ik er altijd zo vies uit zie en dat de nette das altijd zo netjes blijft" vroeg de vieze das zichzelf af.

 

Op een dag vroeg de nette das aan de vieze das: "Zullen we samen een hapje gaan eten bij mij thuis." Dat leek de vieze das wel een goed plan. Ze gingen samen naar het huis van de nette das. Toen ze daar aankwamen stond de tafel al gedekt. Er stonden allemaal lekkere dingen op, zoals sla, worteltjes, aardappelen met jus en appelmoes. De vieze das begon meteen te eten en bij het opscheppen van de appelmoes zat hij al vreselijk te knoeien. "Hé, hé", zei de nette das, "moet je geen servet om?" "Waarom?" vroeg de vieze das, "ik heb geen servet nodig."

 

"Dan moet je het zelf maar weten" zei de nette das toen en hij pakte een héél groot servet en knoopte het om zijn nek. Het servet was zo groot dat je de nette das bijna helemaal niet meer kon zien. Alleen zijn kop kwam er nog net bovenuit. En toen begreep de vieze das waarom de nette das altijd zo netjes bleef. Het kwam door dat grote servet. Als de nette das dan eens een keer knoeide, kwam het niet op zijn pak of op zijn overhemd terecht, maar op het servet. En dat mocht wèl vuil worden.

 

"Misschien wil ik zo'n servet ook wel eens proberen", zei de vieze das toen. "Heb je nog meer van die servetten?" "Jawel hoor", zei de nette das en gaf de vieze das het grootste servet dat hij had. "Hier, doe dit maar om", zei hij. En de vieze das deed het grote servet om. Het was zo groot dat je de hele vieze das niet meer kon zien. "Zo kan ik niks meer eten", zei de vieze das. En toen zei de nette das: "Als je niks meer kan eten, kan je niet meer knoeien ook."

 

En toen moesten allebei de dassen vreselijk lachen.

 

 

volgende

home

vorige