DE KNAPPE EZEL
Er was eens een ezel die heel erg knap was. Hij wist
bijvoorbeeld precies hoeveel blaadjes er aan de eikenboom zaten en hoeveel
water er in het meer zat.
De andere ezels gingen heel
vaak naar de knappe ezel toe als ze wat moesten weten. En dan vroegen ze:
"Zeg, knappe ezel, hoeveel zandkorrels liggen er op de weg die loopt van de
eikenboom naar het meer?" De knappe ezel dacht dan even na en zei:
"Tweehonderd-duizend-biljoen triljard."
En ze vroegen hem ook een keer: "Zeg, knappe ezel, hoeveel emmers water zitten er in het meer." En dat vond de knappe ezel ook helemaal geen moeilijke vraag. "Vijftig-honderd-duizend-triljoen-triljard emmers water" zei de knappe ezel. En ze vroegen hem ook een keer: "Hoeveel blaadjes zitten er aan de eikenboom?" En dan zei de ezel: "Zesduizend-biljoen-triljoen."
De andere ezels vonden het wel handig
zo'n knappe ezel in de buurt te hebben. Maar één van de andere ezels vroeg zich af of het
allemaal wel klopte wat de knappe ezel zei. Want de knappe ezel kon natuurlijk
gemakkelijk zeggen, dat hij precies wist hoeveel emmers water er in het meer
zaten en hoeveel zandkorrels er op de weg van de eikenboom naar het meer lagen,
maar hoe wist je nou of het werkelijk waar was, wat de knappe ezel zei.
De andere ezel geloofde eigenlijk helemaal niet, dat de knappe ezel werkelijk zo knap was. Hij vroeg nog een keer aan de knappe ezel hoeveel blaadjes er aan de eikenboom zaten. En de knappe ezel zei: "Vijfduizend-biljoen-triljoen."
"En net zei je zesduizend-biljoen-triljoen" zei de andere ezel. "Hoe kan dat nou"? En toen zei de knappe ezel: "Eh...tja...o ja...ik weet het al...eh...er zijn net duizend blaadjes afgevallen." Maar toen geloofde de andere ezels die allemaal hadden meegeluisterd, de knappe ezel helemaal niet meer.
De andere ezel
wilde het nu zeker weten. Hij klom in de eikenboom en
ging alle blaadjes tellen. Eén voor één. En toen hij klaar was had hij precies
zeshonderd-tweeëndertig-duizend-zeshonderdachtentwintig blaadjes geteld. En niét vijfduizend-biljoen-triljoen, zoals de knappe ezel had
gezegd.
"Zie je nou wel"riep de andere ezel. "Onze knappe ezel is dus helemaal niet zo knap. Het is gewoon een grote opschepper. Hij zegt maar wat". En toen de andere ezels dat ontdekt hadden, hebben ze hem nooit meer wat gevraagd.