DE GROTE GANS
Er was eens
een gans en die was ontzettend groot. Als zij naast een paar gewone ganzen stond
kon je het goed zien. Ze was echt veel groter. Eigenlijk was het geen gezicht.
Het had wel een voordeel. Als er ergens in de verte een stelletje ganzen in de wei stonden, dan kon Moeder Gans meteen zien wie haar dochter was: dat was natuurlijk de grote gans. Die stak overal bovenuit.
Toen de grote
gans nog klein was zag je het niet zo. Ze was toen ook al wel groter dan haar
vriendinnetjes maar het scheelde niet zoveel. Maar toen ze wat ouder was
geworden werd het verschil steeds groter.
Ze werd er ook veel mee geplaagd. “Is het koud boven”, zeiden ze dan bijvoorbeeld tegen haar. Om te pesten. En dat vond de grote gans helemaal niet leuk en ze werd er steeds ongelukkiger van.
Toen vroeg ze op een dag aan haar moeder: “Is er nou niks aan te doen, dat ik zo groot ben.” En haar moeder zei: “Tja, ik denk eigenlijk van niet."
"Echt niet?, vroeg de
grote gans. En
haar moeder zei toen: "het enige dat ik kan
bedenken is, dat je misschien eens een beetje minder moet gaan eten.
Dan groei
je niet zo hard. En als je vriendinnetjes wat meer gaan eten, dan groeien ze
vanzelf een beetje harder. Jij wordt korter en zij worden langer. Misschien is
dat een oplossing”.
Nu, dat wilde grote gans wel eens proberen. En haar vriendinnetjes, die wel een beetje medelijden hadden met de grote gans, wilden graag meedoen. Elke dag vergeleken ze zich met elkaar om te kijken of de grote gans nog steeds zo groot was.
En
ja hoor. Het hielp. Het duurde wel een paar dagen voordat je het echt goed kon
zien, maar na een maand zag je bijna geen verschil meer tussen de grote gans
en de gewone ganzen.
Ze was nog wel iets groter dan de anderen, maar zij vond het prima zo.
En toen was de grote gans weer helemaal gelukkig.