HET
NAAKTE SCHAAP
Er was eens een schaap en dat was helemaal
naakt. Het naakte
schaap was niet altijd naakt geweest. Vroeger had zij een heel mooie vacht van de
prachtigste wol. Het leek wel een dikke witte bontjas. Maar op een slechte dag
begon zij kaal te worden. Eerst verloor zij een paar stukjes wol aan haar
zijkant. En daarna werd zij ook op andere plaatsen helemaal kaal.
Het was wel een raar gezicht, want het leek net of er gaten in haar wollen bontjas zaten. Maar ze dacht dat het wel weer over zou gaan. Maar het ging niet over. Het werd steeds erger. De volgende dag verloor zij weer een paar stukken van haar vacht en de volgende dag nog meer en op het laatst had het naakte schaap nog maar één plukje wol, precies bovenop haar rug. Verder was het naakte schaap helemaal naakt.
De boer van wie het naakte schaap was, had eerst helemaal niks in de gaten. Hij had een heleboel schapen en tussen al die bontjassen viel het naakte schaap niet zo op. Maar op een keer, toen de boer over het weiland liep om de koeien te gaan melken, kwam hij het naakte schaap tegen. Het was op de dag dat het naakte schaap bijna al zijn wol kwijtgeraakt was en alleen nog maar dat malle plukje op zijn rug had.
"Ik weet het niet" zei het naakte schaap tegen de boer. "Ik ben bijna helemaal naakt geworden. Ik heb alleen nog maar een plukje wol op mijn rug. Het is zéér vervelend. Niet omdat het zo'n stom gezicht is, want dat kan me niks schelen, maar omdat ik het hartstikke koud heb, zo in mijn nakie."
Dat kon de boer zich goed voorstellen. Het was wel geen winter, maar het was nog helemaal geen weer om zonder jas buiten te lopen. "Weet je wat", zei de boer, "ik was toch van plan om op vakantie te gaan naar een warm land, ik neem je gewoon mee, in een karretje achter de auto."
En de boer pakte meteen zijn vakantiespullen in en toen
alles klaar was reed hij met zijn auto, waar een karretje achter zat, naar het
schaap. "Stap maar in het karretje", zei de
boer tegen het naakte schaap.
Het naakte schaap stapte in en vroeg aan de boer:
"zal je niet te hard rijden, want anders wordt ik
verkouden."
"O.K." zei de boer en hij reed heel langzaam weg, op weg naar een warm land. En daar had het naakte schaap het niet koud meer.
En wat nog mooier was, in het wame land ging er weer wol groeien op alle kale stukken van de vacht van het naakte schaap. En toen ze na de vakantie weer thuis kwamen bleef alles mooi zitten. Het naakte schaap was niet naakt meer, maar een gewoon schaap geworden.