DE HARDE POES
Er was eens
een poes die ontzettend hard was. Zij had niet zo'n heerlijk zacht, fluwelen
velletje zoals andere poezen. Waar je zo lekker over kunt aaien met je hand. Was het
maar waar. Die poes had een heel hard vel.
Het leek wel
van baksteen, dat vel. Zo hard was het. En misschien was het nog wel harder dan
baksteen. Misschien was het wel van rots. De poes vond het helemaal niet leuk,
dat zij zo'n hard vel had. Want als zij wel eens ergens bij mensen naar binnen
liep en die mensen wilden haar dan aaien, dan merkten ze meteen dat zij helemaal
geen lekker zacht, warm velletje had. Maar dat zij hard en koud was. Dan zeiden
de mensen meteen: "ga je weg, lelijke poes, maak dat je weg komt, zo'n
harde poes willen wij niet".
Nee, de poes
had geen leuk leven. Niemand vond haar aardig en dat kwam allemaal omdat haar
vel niet goed was. Op een zekere dag besloot de poes dat het zo niet langer kon
blijven. Er moest wat gebeuren. Er moest wat gedaan worden aan dat harde vel.
De poes ging naar een winkel waar ze bontjassen verkochten en ze zei tegen de baas van de winkel: "heeft U voor mij een bontjasje? Ik heb maat zevenentwintig?"
De baas van de winkel zocht net zo lang tot hij een jasje gevonden had met maat
zevenentwintig en de poes deed het aan.
Het was van zwart bont het paste de poes precies. Je kon helemaal niet zien dat zij een bontjasje aan had, want de ritssluiting zat van onderen. Met die bontjas was de poes lekker zacht, net zoals de andere poezen. En als zij nu bij de mensen kwam, dan aaiden ze haar en dan zeiden ze: "wat ben jij een lieve, zachte poes."
En zo werd de harde poes toch nog gelukkig.